Vorige zaterdag 19 maart vloeiden in Brussel drie betogingen samen tot één grote golf van oppositie tegen het militarisme, de deregulatie, de ontmanteling van de sociale zekerheid, werkonzekerheid en andere plannen van de EU. Van voren marcheerden de jongeren, gevolgd door de zware bataljons van de arbeidersklasse en afgesloten door de sociale bewegingen.
Laten we beginnen bij de ‘staart van de betoging’, de zogenaamde nieuwe sociale bewegingen. Dit zijn de nationale sociale fora bijeengebracht op initiatief van het vorige Europees Sociaal Forum in Londen, samen met pacifistische groepen, NGO's, ATTAC en andere linkse, reformistische en anarchistische groeperingen. Zij verzamelden een kleine 10.000 mensen. Het gegeven op zich dat ze zeven keer minder mensen mobiliseerden dan de arbeidersbeweging is zeer belangrijk. Enkele jaren geleden hoorden we vaak dat die ‘nieuwe sociale bewegingen’ en antiglobalisten de ‘oude arbeidersbeweging’ zouden voorbijsteken – sommigen droomden zelfs van vervangen – op vlak van mobilisatiecapaciteit. Er werd gezegd dat zij hét vehikel zouden worden van massale radicalisatie wereldwijd. Dit standpunt was duidelijk verkeerd. De sociale fora en andere bewegingen zijn belangrijk omdat ze een symptoom zijn van de gisting in de maatschappij die zich uitdrukt onder de studenten en radicaliserende lagen van de middenklasse.
De groep die zaterdag de spits afbeet, was de jongerenmars voor werk, gratis onderwijs en gelijkheid, op initiatief van de jongerenorganisaties van de vakbonden ABVV en ACV. Duizend jongeren vervoegden deze mars. De laatste jaren bevindt de jeugd zich in de voorste gelederen van de strijd tegen het imperialisme, met name in de beweging van de andersglobalisten en nog meer in de beweging tegen de oorlog. De marxisten legden steeds uit dat de jongerenradicalisatie stevig verbonden moet zijn met de arbeidersstrijd op basis van een gemeenschappelijk socialistisch programma. We hebben altijd gesteld dat de jeugd een gevoelige barometer zijn voor de ontwikkelende tegenstellingen in de maatschappij. In vele gevallen zijn hun protesten een voorspel tot een massale radicalisatie in de arbeidersbeweging.
Dat was duidelijk in de tweede betoging. Tienduizenden syndicalisten vanuit heel Europa marcheerden door de straten van de Europese hoofdstad. Van Spanje over Frankrijk tot Polen, Kroatië en Roemenië. De deelname verschilde wel van land tot land. Het leeuwendeel van de arbeiders kwam uit Frankrijk waar de CGT, de voormalige communistische vakbond, een indrukwekkende 34.000 arbeiders en bedienden mobiliseerde! Hoewel ook kleinere Franse vakbonden duidelijk present waren, nam de CGT een aanzienlijk deel van de betoging in, er leek geen einde aan hun delegaties te komen. Ook de Nederlandse bonden hadden een ferme delegatie van 7.000 werkers op de been gebracht. De zichtbare aanwezigheid van beide landen is een weerspiegeling van de mobilisaties daar gedurende de laatste maanden. De deelname van vakbonden uit Oost- en Centraal-Europa werd door arbeiders van andere landen terecht beschouwd als een zeer positieve ontwikkeling.
Andere nationale vakbonden stuurden een beperkter contingent naar de betoging. In feite hebben de vakbonden verbonden aan de European Trade Union Congress (ETUC) helemaal niet alles gedaan om massaal te mobiliseren. Ze introduceerden zelfs quota! In Duitsland bijvoorbeeld voorzagen de vakbonden enkel vervoer voor arbeiders die dicht bij de Belgische grens wonen. Deze bureaucratische manoeuvres konden nochtans de stemming niet kalmeren. Het tegenovergestelde gebeurde. De vakbondsbureaucratie mikte op zo’n 50.000 betogers samen met de sociale bewegingen en de jongerenmars. In werkelijkheid overstroomden 80.000 mensen, merendeels syndicalisten, de straten van Brussel. Dit is een onmiskenbare indicatie van de gisting in de Europese arbeidersklasse. Eigenlijk waren het de basismilitanten die de vakbondsleiding in het offensief duwden tegen het kapitalistische Europa. Zelfs wanneer de leiders de meest halfslachtige leiding geven, zelfs wanneer ze op de rem gaan staan, dan nog reageert de basis massaal op hun oproepen. Veel arbeiders waren enorm tevreden over de betoging. De vorige demonstratie van het ETUC in Brussel december 2001 leek eerder een toeristische wandeling door Brussel. Deze keer was de stemming meer geagiteerd en heerste er een gevoel van deel te zijn van een Europese arbeidersklasse in beweging.
Toch waren tegenstellingen zichtbaar. Officieel had de ETUC zijn kritieken gericht op de richtlijn Bolkestein (de volledige liberalisering van de dienstensector) en andere reactionaire plannen van de EU. De leiders van de meeste vakbonden spaarden de Europese grondwet van kritiek. De enige open uitzondering was de Franse CGT, waarvan de leiding recent opriep tot verzet tegen de Europese grondwet bij het referendum op 29 mei in Frankrijk. De CGT vertegenwoordigde de radicalere vakbondsvleugel in de betoging. Diverse Franse syndicalisten vertelden ons dat ze alles op alles zouden zetten om van Frankrijk een voorbeeld te maken voor de Europese arbeidersklasse door ‘nee’ te stemmen tegen de nieuwe grondwet. De laatste peilingen in Frankrijk tonen een meerderheid van 52 procent voor de ‘nee’-stem tegen 48 procent voor ‘ja’. De recente uitspraken van de Franse president Chirac bewijzen dat de stem van de Franse arbeiders de Franse en de Europese bourgeoisie doet beven. In een poging om de aandacht af te leiden, beloven ze nu om de richtlijn Bolkestein te ‘herzien’ en enkele kleine veranderingen aan te brengen.
We mogen ons niet laten afleiden door deze zet. Het doel van de Europese kapitalisten blijft hetzelfde: de vernietiging van de verworvenheden van de arbeidersklasse (lonen, werkweek, welvaartsstaat enzovoort). Dit is niet gewoon het resultaat van de ‘neoliberale ideologie uit de Angelsaksische wereld’, zoals de reformisten en de vakbondsbureaucratie ons willen doen geloven. Het is een materiële noodzaak van de Europese kapitalisten in hun concurrentie met andere imperialistische blokken (de VS, Japan) voor wereldheerschappij. Europese multinationals moeten hun winsten steeds meer opkrikken om andere multinationals te kunnen opkopen. Daarom moeten ze de levensstandaard en de sociale verworvenheden van de arbeiders aanvallen. Bijgevolg is een echt sociaal Europa materieel onmogelijk onder het kapitalisme!
Ondanks het meer vooruitstrevende standpunt van de CGT, gaat zelfs hun correcte verwerping van de Europese grondwet de uitdaging niet aan om te vechten voor een socialistisch Europa. Al deze leiders dromen van een sociaal en vredig Europa binnen de grenzen van het kapitalisme. Maar dit is een illusie! Binnen de dwangbuis van de kapitalistische EU zal er nooit een sociaal Europa zijn in het voordeel van de werkende mens.
Indien de Franse arbeidersklasse erin slaagt het referendum over de Europese grondwet te winnen door een meerderheid van ‘nee’, dan zou dit een schitterende overwinning zijn. In heel Europa zouden de arbeiders en bedienden daar kracht en moed uit putten. Het zou de kapitalistische EU in een nog diepere crisis storten. Maar op zichzelf geeft een ‘nee’-stem geen alternatief. Als je A zegt, moet je ook B zeggen. De Europese arbeiders hebben getoond dat ze klaar staan om de strijd aan te gaan en dat ze een serieuze leiding verwachten. Alleen sterke leiders met een duidelijk doel voor ogen en een doordacht plan om dit doel te bereiken, kunnen de massa van loontrekkenden inspireren om tot het einde te gaan. Een halfslachtige leiding zal uiteindelijk uitlopen op een nederlaag. De vakbonden, de socialistische en communistische partijen moeten het gevecht tegen de kapitalistische Europese grondwet aangaan als een stap naar de machtsovername door de Europese arbeidersklasse en de echte vereniging van het continent onder de vlag van een Socialistische Federatie van Europa!