We bevinden ons aan het begin van een sociale beweging die een ommekeer zou kunnen betekenen in de evolutie van de strijd tussen onze zijde - de jeugd en de loontrekkenden - en het andere kamp, dat van de grote werkgevers/bazen, waarvan de regering Macron de uitvoerende macht is.
De stakingen bij de spoorwegen, die 3 april ll. begonnen, vormen het hart van deze krachtmeting. Maar voor ons, net als voor onze vijanden, overtreft de betekenis van deze stakingen het lot van de SNCF en haar werknemers. Het spoorwegpersoneel is van onze klasse de sterkste kracht en het meest strijdlustige bataljon. Zij hebben een sleutelpositie in het productieapparaat: als de treinen niet rijden, draait de economie op een laag pitje. Daarom, maar ook omdat de spoormannen -en vrouwen zich kunnen beroepen op een lange strijdtraditie, kunnen zij een beslissende rol spelen bij het in beweging brengen van andere sectoren. Dit was bijvoorbeeld het geval tijdens de grote staking van 1995. Vandaag hebben alle sectoren van onze klasse en de studerende jeugd, zelfs nog meer dan in 1995, er alle belang bij om zich te mobiliseren aangezien iedereen aangevallen wordt door de regering Macron.
Om dezelfde redenen is de Franse bourgeoisie vastberaden om het spoorwegpersoneel een nederlaag toe te brengen. Voor het patronaat is de privatisering van de SNCF en de afschaffing van het statuut van de spoorwegwerknemers een zeer belangrijke economische inzet: er lonken enorme winsten aan de eindmeet van deze industriële en sociale plundering. Maar voor de kapitalisten en hun regering is de inzet groter, meer algemeen en meer politiek: doorheen de aanval op het spoor wil Macron alle werknemers treffen. Hij wil hen ontmoedigen en de actie afzwakken om zijn scherpe tegenhervormingen door te voeren. Een overwinning van de ‘cheminots’ zou daarentegen alle andere sectoren aanmoedigen. De regering zou dan in het defensief worden gedwongen, wat de uitvoering van het reactionaire programma bemoeilijkt. De staking is dus niet alleen een gevecht tussen de werknemers van de SNCF en hun directie, maar vormt ook de kern van een algemene strijd tussen twee fundamentele maatschappelijke klassen.
Het spreekt voor zich dat de regering zich niet snel zal overgeven. Ze houden een aantal fictieve ‘toegevingen’ achter de hand om de actievoerders te verdelen. Tot op het moment dat de sociale beweging een bepaalde drempel overstijgt, zal de regering stand houden. Welke drempel? Dat is onmogelijk om op voorhand te bepalen. Toch is dit onvermijdelijk: de regering zal teruggedrongen worden als de actie dreigt uit te breiden naar alle economische sectoren. Het was de angst voor een algemene beweging - een nieuwe mei 1968 - die de regering Juppé in december 1995 de mond snoerde.
Hoe overwinnen?
Het actieplan van de spoorbonden, 36 stakingsdagen gespreid over drie maanden, roept veel vragen op. Enkel de ‘Sud Rail’ vakbond ijvert voor een staking van onbeperkte duur (grève reconductible) vanaf 3 april. De standpunten van het spoorwegpersoneel blijven echter uiteenlopend. Velen zien het actieplan zitten. We kunnen hen begrijpen, maar het lijkt ons evident dat zo een stakingsplan geen drie maanden zal worden volgehouden - en dat de regering niet zal bekijken onder het gewicht van deze actie. Zij zal inzetten op de uitputting van de stakers. Om te overwinnen mogen die twee stakingsdagen per week slechts een fase zijn - van korte duur - en moeten ze evolueren naar een staking van onbeperkte duur.
Dit zal besproken worden op de ‘AG’ (de algemene vergaderingen) van de ‘cheminots’. Wanneer zij voelen dat de krachtsverhoudingen in hun voordeel kantelen, zullen ze meer geneigd zijn tot een staking van onbeperkte duur. Die beslissing is niet enkel afhankelijk van een intern machtsevenwicht bij de SNCF. Ze hangt af van de deelname van andere sectoren in de strijd. Momenteel roept de federatie CGT uit de publieke sector de vuilnisdiensten op tot een staking van onbeperkte duur vanaf 3 april. Deze werknemers, die moeilijke en gevaarlijke werkomstandigheden ervaren, hebben uiteraard eigen eisen. Maar als deze actie zich werkelijk op het terrein organiseert, én tegelijkertijd in solidariteit met de spoorwegen, zal de impact zoveel groter zijn. De acties van de vuilnisdiensten zullen het spoorwegpersoneel weer aanmoedigen. Dat is evident.
Idealiter organiseren andere vakbondsfederaties/fracties zich ook om deel te nemen aan een aanhoudende staking vanaf 3 april, of minstens de daarop volgende dagen. We weten dat dergelijke mobilisaties niet worden beslist in de bureaus van de nationale (vakbonds)leidingen. Toch zijn zij verantwoordelijk om aan de werknemers de noodzaak van deze actie uit te leggen en hen in die richting te sturen - wat de leidingen, het merendeel toch, niet doet. De betoging van 22 maart heeft nochtans de strijdlust van de vele sectoren van de openbare dienst (en anderen) getoond. De top van de vakbonden zouden deze dynamiek moeten gebruiken om verder te mobiliseren, maar in plaats daarvan stellen ze een nieuwe ‘actiedag’ voor op 19 april, zestien dagen na het begin van de staking bij het spoor. Zelfs al wordt deze dag een enorm succes, kan er enkel genoeg impact zijn wanneer de actie gebaseerd is op een groeiende golf van stakingen, in verschillende economische sectoren. Zo niet, zal het te weinig en te laat zijn.
Het spook van mei ‘68.
De staking bij de spoorwegen biedt de jeugd en aan heel de arbeidersbeweging een unieke gelegenheid. Maar die is per definitie beperkt in de tijd - in dit geval tot enkele dagen of enkele weken. Het doelwit is de gehele reactionaire politiek van de regering Macron. Hoe ver kan zulk een beweging gaan eens ze begonnen is? Een halve eeuw geleden, op 13 mei 1968, gaf een algemene 24-uren staking het startschot voor de grootste algemene staking uit de geschiedenis: gedurende weken staakten 9 miljoen werknemers en werden vele bedrijven bezet.
Deze revolutionaire crisis achtervolgd de franse bourgeoisie nog altijd. Het is opvallend dat hun vertegenwoordigers in de regering en in het staatsapparaat dezelfde fouten begaan (volgens henzelf) als 50 jaar geleden. Het was de gewelddadige aanpak van de politie t.a.v. de studenten, begin mei 1968, die de syndicale top heeft aangezet tot de organisatie van een 24-uren staking. De laatste weken is het politiegeweld - of dat van extreem rechtse hooligans zoals in Montpellier - toegenomen. Dit geweld radicaliseert de jeugd steeds meer en versterkt de beweging in plaats van ze te intimideren. Zoals in ‘68. Dit terwijl de overheid net repressie gebruikt om een mobilisatie van de jeugd te voorkomen… zoals in mei 1968!
De maand april kan dus beslissend zijn. Door de oorlogsverklaring aan de ‘cheminots’ is Macron ook de strijd aangegaan met alle lagen van de bevolking die uitgebuit en onderdrukt worden. Overal moeten linkse militanten en vakbonden maatregelen treffen en hard terugslaan, tegen de laksheid en het conservatisme van de nationale vakbondsleidingen, net zoals in mei ‘68.