De eerste keer dat de internationale arbeidersbeweging grondig over de kwestie van arbeidsmigratie discussiëerde, was in 1907. In Stuttgart kwam toen het congres van de Tweede (socialistische) Internationale samen. Terwijl de rechtervleugel argumenteerde voor toelatingsvoorwaarden, behaalde de linkerzijde een klinkende overwinning. Lenin en Karl Liebknecht voorop, waren ze tegen het steunen van elk criterium. Enkel op basis van volledig gelijke sociale en politieke rechten zou de heersende klasse migrantenarbeiders niet meer kunnen gebruiken om de onderlinge concurrentie te vergroten en verdeeldheid te zaaien onder de arbeiders. Deze strijd voor gelijke rechten moet tevens aanleiding geven tot het organiseren van migrantenarbeiders en tot actieve solidariteit met de klassenstrijd over de hele aardbol. In dit artikel herneemt en actualiseert (naar 1913) Lenin deze ideeën. Hoewel migratie vandaag ook andere vormen aanneemt dan louter 'economische' migratie, blijven de toenmalige stellingnames relevant. Ze wapenen ons met een klasse-analyse en programma waarmee we de strijd kunnen aangaan tegen de identitaire verdeeldheid van rechts. (Noot van de redactie)
Het kapitalisme heeft een speciale manier van volksverhuizing ontwikkeld. De zich industrieel snel ontwikkelende landen, die meer machines toepassen en de achtergebleven landen van de wereldmarkt verdringen, verhogen de arbeidslonen boven het gemiddelde en lokken de loonarbeiders uit de achtergebleven landen naar zich toe.
Honderdduizenden arbeiders komen op die wijze honderden en duizenden kilometers ver van huis en haard terecht. Het ontwikkelde kapitalisme trekt hen met geweld in zijn kringloop en rukt hen los uit hun uithoeken, maakt hen tot deelnemers aan een wereldhistorische beweging, plaatst hen recht tegenover de machtige, verenigde, internationale klasse van industriëlen.
Er is geen twijfel aan, dat alleen uiterste nood de mensen ertoe kan brengen, hun vaderland te verlaten, en dat de kapitalisten de geïmmigreerde arbeiders op de meest gewetenloze wijze uitbuiten. Toch kunnen alleen reactionairen de ogen sluiten voor de vooruitstrevende betekenis van deze moderne volksverhuizing. Zonder een verdere ontwikkeling van het kapitalisme, zonder een op deze grondslag gevoerde klassenstrijd bestaat er geen verlossing van het juk van het kapitaal en kan die er ook niet zijn. En in deze strijd nu betrekt het kapitalisme de werkende massa’s van de gehele wereld. Het doorbreekt de mufheid en achterlijkheid van het plaatselijke leven. Het haalt de nationale slagbomen en vooroordelen neer en verenigt arbeiders uit alle landen in de grote bedrijven en mijnen van Amerika, Duitsland enz. Amerika staat boven aan de lijst van landen, die arbeiders importeren. Dit zijn de cijfers over de emigratie naar Amerika:
De omvang van de emigratie is geweldig toegenomen en wordt voortdurend groter. In de vijf jaren van 1905 tot 1909 zijn gemiddeld meer dan een miljoen mensen per jaar naar Amerika (het betreft hier alleen de Verenigde Staten) verhuisd.
Interessant is hierbij de verandering in de samenstelling van de immigranten (d.w.z. van hen die zich in Amerika vestigen). Tot het jaar 1890 overheerste de zogenaamde oude immigratie, uit de oude cultuurlanden: Engeland, Duitsland en gedeeltelijk Zweden. Tot 1890 namen Engeland en Duitsland samen zelfs meer dan de helft van alle immigranten voor hun rekening.
Met het jaar 1890 begint een ongelooflijk snelle toename van de zogenaamde nieuwe immigratie, uit het oosten en zuiden van Europa: uit Oostenrijk, Italië en Rusland. Uit die drie landen kwamen immigranten naar de Verenigde Staten:
De verst achtergebleven landen van de Oude Wereld, die in hun gehele levenspatroon de meeste overblijfselen van de lijfeigenschap hebben overgehouden, worden - om zo te zeggen - met geweld de beschaving bijgebracht. Het Amerikaanse kapitalisme rukt miljoenen arbeiders uit het achtergebleven Oost-Europa (waaronder ook uit Rusland, dat in de jaren 1891-1900 voor 594.000 immigranten zorgde en in de jaren 1900-1909 voor 1.410.000) van hun half-middeleeuwse omstandigheden los en plaatst hen in de gelederen van het ontwikkelde, internationale leger van het proletariaat.
In het vorig jaar in het Engels verschenen werk ‘Immigratie en Arbeid’ doet de schrijver van dit hoogst leerzame boek, Hourwich, een interessante waarneming. Na de revolutie van 1905 steeg het aantal emigranten naar Amerika bijzonder sterk (1905-1 miljoen, 1906-1.2 miljoen, 1907-1.4 miljoen, 1908 en 1909- elk 1.9 miljoen). De arbeiders, die in Rusland talrijke stakingen hebben meegemaakt, hebben die geest van moedige, offensieve massastakingen ook naar Amerika overgebracht.Rusland blijft steeds meer achter en staat een deel van zijn beste arbeiders aan het buitenland af: Amerika gaat steeds met snellere stappen vooruit en kaapt de gehele wereld de meest energieke, meest arbeidsgeschikte arbeidsbevolking weg. (Behalve de Verenigde Staten maken ook de andere Amerikaanse staten een snelle ontwikkeling door. In het afgelopen jaar bedroeg het aantal emigranten naar de V.S. ongeveer 250.000, naar Brazilie circa. 170.000, naar Canada ruim 200.000, in totaal 620.000.)
Duitsland, dat min of meer gelijke tred houdt met Amerika, is bezig van een land, dat arbeiders heeft geleverd, een land te worden, dat buitenlandse arbeiders aantrekt. Het aantal Duitse immigranten in Amerika, dat in de tien jaren van 1881 tot 1890 tot 1.453.000 was gestegen, daalde in de negen jaren van 1901 tot 1909 tot 310.000. Het aantal buitenlandse arbeiders in Duitsland daarentegen bedroeg in de jaren 1910/1911 695.000 en in de jaren 1911/1912 729.000. Als we de verdeling dan deze arbeiders volgens beroepen en land van herkomst bekijken, krijgen we een beeld als het volgende.
In de jaren 1911/1912 in Duitsland werkzame buitenlandse arbeiders (in duizendtallen):
Hoe sterker een land achterop is gebleven, een des te grotere leverancier het is van ongeschoolde, voornamelijk agrarische arbeiders. De ontwikkelde naties trekken de beste mogelijkheden tot geldverdienen naar zich toe en laten de slechtere over aan de minder beschaafde landen. Europa in het algemeen (‘Overige Landen’) levert Duitsland 157.000 arbeiders, van wie ruim 8/10 (135.000 van de 157.000) industriearbeiders. Het achtergebleven Oostenrijk levert slechts 6/10 (162.000 van de 263.00) industriearbeiders, het verst achtergebleven Rusland slecht 1/10 industriearbeiders (34.000 van de 308.000).
Rusland moet dus overal en in elk opzicht voor zijn achterlijkheid boeten. De arbeiders van Rusland bevrijden zich in vergelijking echter meer en meer uit deze achterlijkheid en afwezigheid van cultuur. Ze verzetten zich het sterkst tegen deze ‘liefelijke’ trekken van hun vaderland en sluiten zich het nauwst met de arbeiders van alle landen aaneen tot een wereldomspannende bevrijdende kracht.
De bourgeoisie hitst de arbeiders van de ene natie op tegen die van de andere en tracht ze van elkaar te scheiden. De klassenbewuste arbeiders, die beseffen, dat het vernietigen van alle nationale slagbomen door het kapitalisme onontkoombaar en vooruitstrevend is, doen hun best om het opklaren en organiseren van hun makkers uit de achtergebleven landen te ondersteunen.
Pravda, No.22, 29 oktober 1913. Ondertekening: W.I.
Noot: Deze vertaling is overgenomen uit “Lenin – Keuze uit zijn werken”, Deel 1, Amsterdam: Pegasus (1972). pp. 612-4.