De prachtige revolutionaire beweging van de Tunesische arbeiders en jongeren is een bron van inspiratie en een voorbeeld voor de hele wereld. Gedurende meer dan een week kende Tunesië een revolutie van epische dimensies. De massale opstand in Tunesië is geëindigd in de omverwerping van de gehate dictator Zine al-Abidine Ben Ali, die al 23 jaar lang aan de macht was.
De opstand verraste bijna iedereen met inbegrip van de regering. Op 6 januari schreef The Economist vol vertrouwen: "Het is onwaarschijnlijk dat de problemen in Tunesië de 74-jarige president zullen onttronen of dat er zelfs veranderingen zullen komen aan zijn autoritair model”. Dit Noord-Afrikaanse land werd gezien als een oase van stabiliteit en van relatieve welvaart, maar dan wel een die werd geregeerd met een ijzeren hand. Voor buitenlandse investeerders is Tunis is een veilige plek om te investeren en een bron van goedkope arbeidskrachten. Voor de toeristen was het een strand waar men heerlijk kon zonnebaden en genieten van het leven.
Maar wat eruit zag als een donderslag in een heldere blauwe hemel was in werkelijkheid al decennialang voorbereid. Gedeeltelijk was het een uiting van de verslechtering van de economische situatie, die de meest ernstige gevolgen heeft voor mensen uit de lagere sociale lagen. Maar het was ook de uiting van iets anders, iets minder zichtbaar maar nog belangrijker. Een revolutie kan niet verklaard worden door armoede alleen, aangezien de massa's altijd te lijden hebben onder armoede. Het is een dialectisch proces waarin duizenden kleine onrechtvaardigheden opgeteld worden totdat de som ervan een kritisch punt bereikt en dan een explosie onvermijdelijk maakt. Wanneer de samenleving dit punt bereikt, kan een incident een uitbarsting veroorzaken.
In dit geval was het de zelfverbranding van een fruitverkoper in de stad Sidi Bouzid die het vuur aan de lont stak van een grote en veralgemeende brand. Mohamed Bouazizi, de jonge man die zichzelf in brand stak, was in werkelijkheid een afgestuurde universitair die, zoals zovele anderen, geen passend werk vond. Hij probeerde te overleven dankzij de verkoop van groenten en fruit, maar zelfs dat bleek onmogelijk toen de politie hem dit verbood omdat hij hiervoor geen vergunning had. In wanhoop besloot hij met een dramatisch gebaar een einde te maken aan zijn leven. Hij stierf een paar weken later. Dit incident leidde tot een massale golf van demonstraties en rellen.
De stijgende prijzen van voedsel en andere basisgoederen, de welig tierende werkloosheid en het gebrek aan vrijheid zorgden ervoor dat de rellen zich snel verspreidden op nationaal niveau. Naast de arme mensen die met de onlusten waren begonnen, kwamen duizenden studenten en werkers de straat op om blijk geven van hun haat tegen het regime. Een nieuw element in de situatie is de opkomst van een grote laag opgeleide jongeren die geen baan kan vinden. In een periode waarin miljoenen toegang hebben tot televisie en internet, waar mensen zich bewust zijn van de luxueuze levensstijl van de rijken, wordt het ontbreken van kansen om te ontsnappen uit schrijnende armoede en werkloosheid steeds ondraaglijker.
Ben Ali en de Trabelsi-clan werden synoniem van corruptie, enorme ongelijkheid en politieke repressie. Hun corruptie was zo erg dat het zelfs de verontwaardiging uitlokte van de Amerikaanse ambassadeur, zoals we die kennen uit de Wikileaks-documenten. Begonnen als een protest tegen ondraaglijke levensvoorwaarden, de werkloosheid en de hoge kosten van levensonderhoud, verwierf de massabeweging snel een politiek karakter. Het kan worden samengevat in een enkele slogan: Ben Ali moet vertrekken!
Zodra het vuur werd aangestoken was het onmogelijk om het te blussen. Een golf van onrust rolde over het land, met continue massademonstraties tegen werkloosheid, prijsstijgingen van levensmiddelen en corruptie. Grote aantallen werkloze afgestudeerden, gefrustreerd door het gebrek aan vrijheid, de excessen van de heersende klasse en woede over politiegeweld, vloeiden samen in een onstuitbare golf van woede.
Van repressie tot toegevingen
De confrontaties werden veel dodelijker in het weekeinde van 8-9 januari, en verspreidden zich daarna naar de hoofdstad Tunis. Geschokt door de opstand in de straten, probeerde het regime zichzelf te redden door een combinatie van repressie en toegevingen. Zoals altijd wordt er eerst gegrepen naar kogels, traangas en wapenstokken. De wreedheid van de politierepressie schokte zelfs de geharde westerse journalisten. Het is onmogelijk te zeggen hoeveel mensen hun leven verloren in deze bloedige gevechten, maar volgens mensenrechtenorganisaties werden er ten minste 60 mensen gedood.
Maar na een week werd duidelijk dat deze methoden niet werkten. Integendeel, zij gooiden enkel olie op het vuur. Zodra een heel volk opstaat en "nee" zegt, kan geen enkele staat, leger of de politie in de wereld ze stoppen. Zodra de massa haar angst begint te verliezen, kan een dictatoriaal regime niet overeind blijven met repressie alleen.
Eerst ontkende de president dat de politie overdreven had gereageerd. De politie beschermde enkel de openbare eigendommen tegen een klein aantal ‘terroristen’.
Dit deed niets om de demonstranten te kalmeren. Alle universiteiten en scholen werden gesloten in een poging om jongeren thuis te houden en uit de straten. Dit is ook mislukt. Beetje bij beetje, in de mate dat zijn regime voor zijn lede ogen verkruimelde, begon de werkelijkheid zelfs door de dikke schedel van de president te dringen.
Op 12 januari ontsloeg hij zijn minister van Binnenlandse Zaken en beval hij de vrijlating van alle gevangenen die tijdens de rellen werden opgepakt. Hij beloofde zelfs een speciale onderzoekscommissie die de corruptie moest onderzoeken. Dit is hetzelfde alsof Satan een onderzoek zou doen naar Beëlzebub.
Hij beloofde ook de oorzaak van het probleem aan te pakken door een extra 300.000 arbeidsplaatsen te scheppen. Maar de onrust bleef aanhouden en bereikte ondanks een nachtelijk uitgaansverbod het centrum van de hoofdstad op 13 januari. Ben Ali beloofde toen de stijging van de voedselprijzen aan te pakken, de persvrijheid en deze van internet toe te laten om "de democratie te verdiepen en het pluralisme leven in te blazen”. Hij zei ook dat hij de grondwet niet zou wijzigen om toe te laten zich opnieuw kandidaat te stellen voor het presidentschap in 2014. In een laatste wanhoopsdaad verscheen Ben Ali op televisie en beloofde hij dat hij de politie niet langer zou toestaan het vuur te openen op betogers. Opnieuw kondigde hij een reeks hervormingen en toegevingen aan. Het is gemakkelijk zaken toe te staan die men niet langer kan bedwingen.
De president gaf enkel en alleen de opdracht een einde te stellen aan het schieten, toen het duidelijk werd dat verdere moordpartijen door de politie een muiterij in het leger zou uitlokken tot op het hoogste niveau. Verslagen op een Franstalige website getuigen van de groeiende onrust in de strijdkrachten en een open breuk tussen de politie en het leger: "Een van de nieuwe en belangrijke ontwikkelingen in het begin van deze week was de distantiëring van een gedeelte van het leger van het regime”. Maandag stond een dozijn soldaten op wacht in het gerechtsgebouw van Kasserine, zowel om mogelijke onrust binnen te voorkomen als de advocaten te beschermen, rapporteerden meerdere getuigen.
Er waren veel meldingen van verbroedering tussen het leger en het volk en in sommige gevallen nam het leger de bescherming op van de demonstraties tegen de politiediensten. Dit was de reden waarom het leger werd teruggetrokken uit de straten van de hoofdstad en vervangen door de politie. Toen de massabetoging het presidentieel paleis bereikte, omarmden de mensen en de soldaten elkaar.
De protesten kwamen tot een hoogtepunt op vrijdag, toen duizenden mensen verzamelden buiten het ministerie van Binnenlandse Zaken, een symbool van het regime. Velen klommen op het dak. De politie reageerde met salvo's van traangasgranaten, maar het baatte niet.
De massa's op straat hadden een gevoel gekregen van hun macht, en interpreteerden correct de toespraak van de president als een teken van zwakte. Overal werd het ordewoord: Ben Ali moet vertrekken!
Ben Ali had al beloofd af te treden, maar pas in 2014. Maar deze berekening bleek enigszins optimistisch. De mensen op de straten eisten - en kregen - zijn onmiddellijk ontslag.
In een onfatsoenlijke haast ontbond de president zijn regering en het parlement, pakte zijn koffers en liep naar de dichtstbijzijnde luchthaven. De heer Ben Ali en zijn familie verlieten Tunesië op zoek naar asiel. Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Het is een triestig feit dat wanneer een man succesvol en welvarend is hij veel vrienden heeft, maar bij tegenslag zijn alle deuren gesloten.
President Nicolas Sarkozy wees vriendelijk doch resoluut een verzoek af van zijn oude vriend om zijn vliegtuig in Frankrijk te doen landen. De meest recente rapporten zeggen dat hij in Jeddah is geland in Saoedi-Arabië, waar hij een meer dan welwillend onthaal zal krijgen van de leden van het Huis van Saoed. De Saoedi’s moeten ook beginnen te vrezen dat ze vroeg of laat een gelijkaardig lot zullen ondergaan.
Het haastige vertrek van de president zorgde voor een manoeuvre aan de top, waarbij Washington van achter de schermen aan de touwtjes trekt. Als een eerste stap kondigde de minister-president Mohammed Ghannouchi in een televisietoespraak vrijdagmiddag aan dat hij interim-president zou worden. Tegelijkertijd riep hij de noodtoestand uit.
Soldaten begonnen snel de alomtegenwoordige portretten van Ben Ali weg te halen van de muren en openbare gebouwen in het land. Door de uiterlijke tekenen van autoritair bewind te verwijderen hoopten ze de massa tevreden te stellen en dat deze naar huis zou gaan. Dit zou het mogelijk maken dat dezelfde mensen die eerder alle politieke hefbomen in handen hadden de macht konden behouden, terwijl de mensen de illusie koesterden dat er iets is veranderd.
Hopen dat deze personen zinvolle politieke hervormingen kunnen doorvoeren en kunnen zorgen voor eerlijke verkiezingen zou het toppunt van domheid zijn. Mohammed Ghannouchi is een vooraanstaand lid van het oude regime. Hij is een ‘man van Ben Ali’. Hij was de architect van datzelfde economische beleid dat heeft geleid tot de huidige puinhoop. Van bij het begin zat hij in het centrum van het oude regime. Hij kan niet worden vertrouwd om op te treden in het belang van het volk.
Terwijl hij mooie toespraken geeft over democratie en over het eerbiedigen van de grondwet, roept hij de noodtoestand uit, opgelegd door het leger en de veiligheidstroepen. Dit is een tactiek van het leger en de elite om de protesten te onderdrukken en vervolgens hun greep op de macht te herstellen. De werkelijkheid achter de ‘democratische’ façade is het behoud van het decreet van de noodtoestand die samenscholingen van meer dan drie mensen verbiedt en een avondklok oplegt. Veiligheidstroepen hebben de toestemming gekregen het vuur te openen op iedereen die deze bevelen niet eerbiedigt.
Schijnheiligheid van de imperialisten
Dit alles heeft de alarmbellen doen rinkelen in Washington, Parijs en Londen. De imperialisten zijn geschrokken door de gebeurtenissen die zij helemaal niet hebben voorzien en die ze niet kunnen controleren. Revoluties hebben geen respect voor de grenzen, en het minst van al voor grenzen die door het imperialisme in het verleden werden getekend en die het levende lichaam van de Maghreb opdelen.
Noord-Afrika en het Midden-Oosten zijn fundamenteel voor de economische en strategische belangen van de VS en de EU, in het bijzonder voor Frankrijk. Een Arabische politieke analist voor de BBC, Magdi Abdelhadi, zei het volgende: "De ondergang van dhr. Ben Ali kan de hele postkoloniale orde in Noord-Afrika en de bredere Arabische wereld doen rammelen." Dit is zeer juist en raakt de kern van de hele zaak.
Nu de massa's de oude tiran door een heldhaftige opstand hebben omvergeworpen, struikelen de westerse regeringen over elkaar met democratische geloofsverklaringen.
President Sarkozy beweert nu dat hij zij aan zij staat met de burgers van Tunesië, het voormalige protectoraat van Frankrijk. Nicolas Sarkozy verheft het cynisme tot een echte kunst. Als er een Nobelprijs voor hypocrisie, zou hij die ongetwijfeld winnen.
Op 28 april 2008 verklaarde hij tijdens een van zijn reizen naar Tunesië: "Uw land is bezig met de bevordering van de universele mensenrechten en fundamentele vrijheden... " Een paar maanden later stelde Dominique Strauss Kahn, hoofd van het IMF in Tunis, dat Tunesië en het regime van Ben Ali "het beste model was voor veel opkomende landen." Deze personen kunnen zich niet beroepen op onwetendheid. Decennialang hebben mensenrechtenorganisaties de ontelbare schendingen aan de kaak gesteld in Tunesië, maar dit belette de Franse president niet om als eerste staatshoofd (en een van de weinige) Ben Ali te feliciteren met zijn vervalste ‘herverkiezing’ in 2009. Nu kan dezelfde man zonder blozen beweren: "Alleen de dialoog kan een democratische en duurzame oplossing brengen aan de huidige crisis.”
Dergelijk sluwe woorden zijn bedoeld als een valstrik. De revolutionaire massa’s worden aangeraden om te stoppen met strijden en in de plaats daarvan een vriendelijke dialoog aan te gaan – met wie? Een dialoog met dezelfde mensen die hen al die jaren beroofd en onderdrukt hebben, dezelfde beulen van wie de handen rood zien van het bloed. Wie is de man die advies geeft? Het is de man die beulen is blijven steunen tot het laatste moment, tot ze omvergeworpen werden door de massa’s. Tijdens de opstand in Tunesië bleef Sarkozy stil, maar zijn regering probeerde de dictatuur te redden.
Het leger schoot met scherp op ongewapende betogers, maar de woordvoerder van de Franse regering, Francois Baroin, stelt dat een veroordeling van de repressie ‘inmenging’ zou zijn – alsof de permanente aanwezigheid van het Franse leger in veel Afrikaanse landen waar elke vorm van politieke democratie ontbreekt, geen inmenging zou zijn. De minister van Landbouw, Bruno Lemaire, was zeer expliciet in zijn verdediging van de Tunesische dictator. Ben Ali “is iemand die vaak verkeerd beoordeeld wordt” maar die “veel dingen deed”, zei hij. We weten niet over welke ‘dingen’ hij het had, of ze goed of slecht waren. Wat we wel weten is dat de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Alliot-Marie, nog verder ging dan haar collega door Ben Ali “de kennis van onze veiligheidsdiensten” aan te bieden. Op die manier boden de ‘democraten’ in Parijs de dictatuur hun hulp aan om het volk te onderdrukken in een land dat Frankrijk gedurende 73 jaar had gekoloniseerd. Oude gewoonten verleert men niet.
Drie dagen na de schietpartij op de ongewapende menigte zei Francois Fillon dat hij “bezorgd” was over het “onevenredige gebruik van geweld”, waarmee de slachtoffers en de beulen op eenzelfde lijn werden geplaatst. Op de klassieke manier riep hij alle partijen op tot terughoudendheid en tot het kiezen van de weg van de dialoog. Maar niemand heeft ooit uitgelegd hoe het mogelijk is om “de weg van de dialoog te kiezen” met een politiemacht die schiet op alles dat beweegt.
Nu het spel uit is, zijn al deze ‘democraten’ erop uit om het Tunesische volk te adviseren. En niet alleen in Parijs. Barack Obama veroordeelde op een minzame manier het geweld tegen Tunesische burgers die “vreedzaam hun mening verkondigden”. Maar diezelfde man, zoals we weten uit de onthullingen via Wikileaks, was op de hoogte van alle feiten met betrekking tot het corrupte en repressieve regime in Tunis en deed daar absoluut niks mee. Nu zegt Obama: “Ik juich de moed en de waardigheid van het Tunesische volk toe.” Maar hij haastte zich om eraan toe te voegen: “Ik roep alle partijen op om kalm te blijven en geweld te vermijden, en vraag de Tunesische regering om de mensenrechten te respecteren, en om vrije en eerlijke verkiezingen te houden in de nabije toekomst die de echte wil van het Tunesische volk zullen weerspiegelen.” Hetzelfde liedje wordt overal gezongen. Het is een kalmerend wiegeliedje. En zoals alle wiegeliedjes is het bedoeld om de massa’s terug in slaap te doen vallen. Ze worden gevraagd om kalm te zijn en “geweld te vermijden”. Het enige dat gevraagd wordt van de massa’s is dat ze rustig terug naar huis gaan. Is het niet vreemd dat het altijd de massa’s zijn van wie kalmte wordt verlangd, terwijl het de rijken en machtigen zijn die over het monopolie op geweld beschikken en die dat monopolie gebruiken om hun macht en hun privilegies te verdedigen?
Mensen die de kogels en de wapenstokken van de politie moesten trotseren, die hun kameraden, hun vrienden en familie, brutaal hebben zien geschopt, worden gearresteerd, met traangas bestookt, gemarteld en koelbloedig vermoord. Ze werden zelfs de toegang geweigerd tot de verminkte lijken van hun dierbaren. Zij krijgen nu het advies om te demobiliseren, om de straten te verlaten, om “geweld te vermijden” en om naar huis te gaan opdat een bende dieven hun lot zou kunnen bepalen. Dit is een grap met een bijzonder slechte smaak.
De revolte verspreidt zich
De uitbarsting van ongenoegen in Tunesië en het aangrenzende Algerije is een nachtmerrie voor de autoritaire leiders in de hele Arabische wereld. De corrupte en reactionaire regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten staan te beven in hun schoenen. Ze vrezen dat het voorbeeld van de massa’s in Tunesië morgen gevolgd zal worden door de arbeiders en boeren van andere landen waar dezelfde problemen bestaan. Dat is waarom de revolte zich na een paar dagen al had verspreid naar het buurland Algerije, waar protesten tegen de stijgende prijzen van suiker, melk en bloem al het leven kostten aan ten minste vijf mensen.
Al Jazeera berichtte dat jongeren slogans scandeerden als “breng ons suiker” en dat betogers inbraken in warenhuizen om zakken met bloem te stelen uit protest tegen de voedselprijzen, die in de eerste week van januari gestegen waren met 20 tot 30 procent. In een poging om de betogers te kalmeren, verminderde de Algerijnse regering de invoertaksen om de voedselprijzen te drukken en stelde dat daarmee de voedselrellen bedwongen zijn.
De rellen in verschillende Algerijnse steden bedaarden pas nadat de regering beloofde er alles aan te doen wat nodig is om de burgers te beschermen tegen de stijgende levenskosten. Libië, Marokko en Jordanië kondigden ook plannen aan om de prijzen van basisgoederen te drukken. Maar de situatie in Algerije blijft onstabiel. Laten we niet vergeten dat de zuidelijke Berber-regio in Algerije (Kabilia) gedurende het hele jaar 2001 getuige was van een wijdverspreide opstand. Ook het reactionaire regime van koning Mohammed VI is zeer onstabiel en kent veel gelijkenissen met de situatie in Tunesië.
Net voor de val van Ben Ali schreef de columnist Abdelrahman al-Rashed in de krant Ash-Sharq al-Awsat: “Het voornaamste dat ons weerhoudt van protest en burgerlijke ongehoorzaamheid is gewoon de psychologische barrière.” De val van Ben Ali en de pogingen in Algerije om de woede over prijsstijgingen te kalmeren, zal de angst wegnemen die het ongenoegen in de regio al geruime tijd in bedwang houdt. Satelliet-tv en sociale media kunnen dergelijke autoritaire tactieken omzeilen en kunnen de frustraties van jonge mensen in geïsoleerde, achtergestelde gebieden snel bijeenbrengen in een brede beweging.
Het vuur van de revolte verspreidt zich naar andere Arabische landen. De revolutionaire beweging in Tunesië werd van nabij gevolgd via regionale satellietkanalen en het internet in het hele Midden-Oosten waar hoge werkloosheid, jonge bevolkingen, torenhoge inflatie en een toenemende kloof tussen rijk en arm, olie op het vuur zijn.
Algerijke mag dan al een buurland zijn van Tunesië, maar Amman (Jordanië) ligt 2500 kilometer van Tunis en de redenen voor de woede van de betogers was er dezelfde, net als de oproepen aan hun leiders om af te treden. Omdat de grond onder zijn voeten begint te beven, gaf Koning Abdullah II de opdracht om prijzen en belastingen op voedsel en brandstof te verminderen. De regering voorziet al bijna 200 miljoen euro in de begroting voor 2011 voor het subsidiëren van brood, waarvan veel armen in het land met 7 miljoen inwoners afhankelijk is. Het geld zou ook gebruikt worden om jobs te creëren, maar het was te weinig en te laat.
Volgens Al Jazeera droegen de betogers spandoeken met daarop “Jordanië is er niet alleen voor de rijken. Pas op met onze verhongering en onze woede.” Meer dan 5000 mensen kwamen op straat in Jordanië op een “dag van de woede”, op dezelfde dag als de president van Tunesië zijn land moest ontvluchten.
Studenten van de Universiteit van Jordanië en aanhangers van de Ba’ath-partij organiseerden ook bijeenkomsten in Irbid, Karak, Salt en Maan, met als eis het aftreden van de eerste minister Samir Rifai. Volgens officiële rapporten zou de politiek erin geslaagd zijn om de betoging te controleren door ze te omcirkelen, en er werden geen arrestaties verricht. Nadat ze gezien hadden wat er in Tunesië was gebeurd, beseften de autoriteiten in Jordanië dat bloedige schermutselingen de protesten zouden kunnen omvormen tot een opstand.
Het belangrijkste land in de Arabische wereld is Egypte, met zijn machtige arbeidersklasse. De bezorgdheid over het land kwam duidelijk naar voren in een artikel in de Daily Star, een Libanees dagblad:
“Iedereen die revoluties verwacht in de regio doet er goed aan te kijken naar Egypte, dat ongeveer de helft importeert van al het voedsel dat wordt gegeten door een bevolking van 79 miljoen mensen en dat worstelt met een inflatie van meer dan 10 procent.
“Met een massaal veiligheidsapparaat dat snel groot straatprotest kan onderdrukken en waar de belangrijkste oppositie, de Moslimbroeders uit de formele politiek zijn gesloten, komt de grootste uitdaging van de fabrieksstakingen in het industriebekken van de Nijldelta.
“De Egyptische internetcampagne voor politieke verandering, de meest kritische stem in het land, is er niet in geslaagd haar weg te vinden van de kwebbelende middenklasse naar de armen op straat.”
“De verdeeldheid tussen economische strijd en politieke strijd is echt groot in Egypte”, zegt Laleh Khalili, een Midden-Oostenexpert bij de University of London.
“Stakingen gaan onverminderd voort maar treden niet in het publieke terrein.”
“Hier zou echter verandering in kunnen komen indien de groeiende misnoegdheid met de inflatie van de voedselprijzen een bredere malaise zou aanwakkeren over de politieke en economische stagnatie en het gebrek aan kansen en vrijheid.”
Het Internationaal Muntfonds stelde dat rekening houdend met de huidige zeer hoge werkloosheid er bijna 100 miljoen banen moet bijkomen tegen 2020. Maar in een toestand waar de begrotingen onder druk staan als gevolg van de stijgende kost van ingevoerd voedsel en brandstok is dit onmogelijk te halen, in het bijzonder in de landen die niet over eigen grote energiereserves beschikken.
“Er schuilt een gevaar (…) dat we een beetje te genoeglijk omgaan met het argument dat de Arabische staat maar blijft aanmodderen”, stelt Stephen Cook van de U.S. Council on Foreign Relations op zijn blog deze week. “Het zijn mogelijk niet de laatste dagen van (…) [de Egyptische president Hosni] Moebarak of van om het even welke sterke man in het Midden-Oosten. Maar er is duidelijk iets aan de hand in de regio.”
De nood aan een revolutionair perspectief
Burgerlijke politieke experts stellen zich gerust met het idee dat het Tunesische voorbeeld zich niet zal verspreiden, en geen autocratische regeringen van Rabat tot Riyaad uit het zadel zal helpen, omdat oppositiebewegingen zwak en gedemoraliseerd zijn. Maar die gedachte mist het gehele punt.
De opstand in Tunesië werd niet georganiseerd door de oppositie, die ook zwak en gedemoraliseerd is. Het was een spontane opstand van de massa’s, en was niet te stoppen, precies omdat er geen ‘verantwoordelijke’ reformistische organisatie was om haar in veilige kanalen te leiden. De zwakte of afwezigheid van reformistische massaorganisaties is geen weerspiegeling van de kracht van autocratische regimes, maar van de zwakte. Als de massa’s zich eenmaal gaan roeren, zal dat gaan als een auto die zonder remmen van een heuvel afrijdt.
Zoals we met betrekking tot Iran uitlegden, is het spontane karakter van de beweging tegelijk haar kracht en haar zwakte. De massa’s in Tunesië waren sterk genoeg om een corrupt en verrot regime omver te werpen. Maar de vraag is: wat gaat er nu gebeuren?
“Ons grote probleem is het gebrek aan politiek perspectief”, zei Nizar Amami, een van de leiders van de afdeling van PTT UGTT, tegen Mediapart maandagmiddag in Tunis. “Geen enkele partij is opgekomen; de Democratische Progressieve Partij (DPP, de legale oppositiepartij) is te zwak. De UGTT heeft de plaats van de oppositie ingenomen om slogans, solidariteitsacties e.d. te organiseren, maar voor het [politieke] project… Toch, het regime is heel erg gedestabiliseerd, en dat is iets heel erg ongekends.”
Emma Murphy is een professor op de School of Government and International Affairs bij Durham University en een expert op het gebied van Tunesische zaken. De BBC vroeg haar: “Kunnen zij [de legale oppositie] iets meer voor de Tunesische bevolking betekenen?”
Ze antwoordde als volgt:
“Waarschijnlijk niet. Maar als er democratie gaat komen, moet de leidende raad zeer duidelijke aanwijzingen geven dat er voor de verkiezingen substantiële hervormingen gaan komen aan het politieke partijensysteem, het verkiezingsproces, vrijheid van vergadering, burgerrechten en de vrijheid van de media.
“Een vroeg einde aan de noodtoestand en een duidelijke aanwijzing dat het comité in corruptie een paar dagen geleden aankondigde direct de activiteiten van de Ben Ali en Trabelsi-clans aan te kaarten, zou een grote sprong vooruit zijn om Tunesiërs te overtuigen dat deze keer de beloftes van grondwettelijke heerschappij vervuld zullen worden, dat deze keer nationale verzoening werkelijk dat zal betekenen, en dat het leger, door de stabiliteit te verdedigen, niet nog eens zal afdalen ter verdediging van autoritaire heerschappij.”
We kunnen met vertrouwen voorspellen dat er in de volgende weken en maanden een leger van ‘vrienden van democratie’ op Tunis zullen afdalen: vertegenwoordigers van ‘vrije’ vakbonden met koffers vol met dollars, mannen in pakken van de VS en de EU, tientallen NGO’s, de ‘Socialistische’ Internationale, de Friedrich Ebert Stichting, en andere ‘respectabele’ fronten voor de CIA, allemaal gewillig om advies en (voor degenen die dat opvolgen) flinke materiële ondersteuning te geven. Het doel van deze mensen kan heel simpel samengevat worden: het herstellen van de orde.
De orde kan op verschillende manieren hersteld worden. Contrarevolutie kan uitgevoerd worden op zowel een democratische als een dictatoriale manier. Wat Ben Ali niet kon bereiken met kogels wapenstokken, proberen zijn opvolger en hun imperialistische steungevers te bereiken door glimlachen en mooie woorden, ondersteund door dollars en euro’s. Het doel blijft echter hetzelfde: de mensen van de straat af te krijgen, de arbeider terug naar zijn werkplaats, de boer naar zijn boerderij en de student naar zijn studeertafel. Wat ze vurig verlangen is een snelle terugkeer naar normaliteit: oftewel, een snelle terugkeer naar de oude slavernij onder een nieuwe naam.
Er kan absoluut geen enkel vertrouwen geplaatst worden in deze hypocriete ‘democraten’. Deze zelfde regeringen ondersteunden het dictatoriale regime van Zine al-Abidine Ben Ali. Grote westerse bedrijven maakten enorme winsten daar en hadden geen reden om te klagen om de lage lonen, aangezien dat in de eerste plaats de basis voor hun winsten was. Deze dames en heren hielden tientallen jaren netjes hun mond over het verrotte en repressieve regime in Tunis omdat datzelfde regime hun winsten beschermde. Nu het regime omvergeworpen is, haasten zij zich opeens om tot ‘kalmte’ op te roepen.
De gebeurtenissen volgen elkaar op met hoge snelheid. Terwijl ik deze regels schrijf, is Ghannouchi al vervangen door de spreker van het parlement, Foued Mbazaa, die een regering van nationale eenheid probeert te vormen om binnen 60 dagen nieuwe verkiezingen te organiseren. Dit laat zien dat het regime zwak en verdeeld is,
Arbeiders en jongeren van Tunesië, wees op jullie hoede! Wat jullie veroverd hebben is het resultaat van jullie eigen heroïsche strijden en opofferingen. Sta niet toe dat wat met bloed gewonnen is, van jullie afgepakt wordt door fraude! Plaats geen vertrouwen in mooie toespraken en lege beloften. Vertrouw enkel in jullie eigen kracht, jullie eigen zelforganisatie, jullie eigen bereidheid.
Het idee van een ‘nationale regering’, met verschillende legale politieke partijen en een of twee die het leger niet als bedreiging van het land, en de betrekkingen met belangrijke bondgenoten zoals de VS en de EU ziet, is slechts een valstrik. De ‘legale oppositie’ is een verzameling van zwakke, laffe opportunisten, gecompromitteerd door jarenlange samenspanning – of onderwerping aan – het Ben Ali-regime.
De bevolking van Tunesië bestaat niet uit dwazen of kleine kinderen die in slaap gepraat kunnen worden door hypocriete woorden. Ze moeten niet demobiliseren maar, omgekeerd, de mobilisatie verhogen, en haar een georganiseerde en algemene uitdrukking geven. De overblijfselen van het oude regime moet geen uitstel verleend worden. Deze gangsters mogen niet toegestaan worden zich te reorganiseren in een nieuwe ‘democratische’ versie van het oude regime. De tijd om te praten is lang voorbij. Geen intriges meer! Weg met de regering! Een onmiddellijk einde aan de noodtoestand! Voor volledige vrijheid van vergadering, organisatie en meningsuiting! Voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering! Voor de onmiddellijke ontbinding van alle repressieve lichamen en een volkstribunaal voor de moordenaars en beulen!
Om deze eisen te behalen, moet er een landelijke algemene staking worden georganiseerd. De arbeidersklasse is de enige kracht die het noodzakelijke gewicht heeft om het oude regime omver te werpen en de maatschappij van onderop opnieuw op te bouwen. Het proletariaat moet zichzelf aan het hoofd van de maatschappij plaatsen. Dit is de enige weg vooruit. De roep om een algemene staking heeft reeds gehoor gekregen in secties van de UGTT. Volgens meldingen vonden er vorige week in verschillende regio’s (Kasserine, Sfax, Gabes, Kairouan en Jendouba) regionale algemene stakingen plaats.
Om een algemene stakingsactie voor te bereiden moeten er actiecomités gevormd worden op alle niveaus: lokaal, regionaal en nationaal. Het leven leert ons dat de enige manier om vrijheid en gerechtigheid te krijgen, de directe actie van de massa’s is. In Tunesië is de kwestie van de macht aan de orde. Het is noodzakelijk om de gehele bevolking te mobiliseren om de beslissende omverwerping van het oude regime te realiseren.
Er zijn meldingen van wijdverbreide plunderingen gisterennacht. Deze zijn duidelijk georganiseerd door de politie en agent provocateurs die loyaal zijn aan Ben Ali. Ze willen een situatie van chaos creëren waarbij zij hopen de revolutie te ontsporen en terug te keren. Er zijn ook meldingen van buurtcomités die zijn opgezet voor zelfverdediging.
De arbeiders moeten verbroederen met de soldaten die aan hun kant staan. Er moet een oproep komen aan de soldaten om soldatencomités op te richten om zich aan te sluiten bij de bevolking. De arbeiders en boeren moeten wapens verkrijgen voor zelfverdediging en een volksmilitie opzetten in elke fabriek, elk district en dorp, om de orde te bewaren en zich te beschermen tegen bandieten en contrarevolutionairen. Dit is cruciaal voor het succes van de revolutie.
De wederopstanding van het Arabische marxisme
Ik weet zeker dat er ‘slimme’ mensen zullen zijn die om een bepaalde reden zichzelf als marxisten beschouwen, die zullen zeggen dat wat er in Tunesië gebeurt ‘geen revolutie’ is, terwijl ze niet kunnen zeggen wat het wel is. In zijn boek de Permanente Revolutie vergelijkt Trotski de mensjewieken met een oude schoolmeester die voor vele jaren les heeft gegeven over de lente. Als hij dan op een morgen het raam opent, en begroet wordt door de stralende zon en het gefluit van de vogels, slaat hij het raam dicht en verklaart hij dat deze dingen een monsterlijke afwijking van de natuur zijn.
Echte marxisten beredeneren van de levende werkelijkheid, niet van levenloze schema’s. De revolutie in Tunesië lijkt op verschillende manieren op de Februari-revolutie in Rusland in 1917. De revolutie is duidelijk begonnen, maar is niet af. Ze is erin geslaagd het oude regime omver te werpen, maar is nog niet in staat gebleken iets ervoor in de plaats te zetten. Daarom is het mogelijk dat de revolutie verslagen kan worden, zeker in het geval van afwezigheid van een werkelijke revolutionaire leiding.
Als er geen Bolsjewistische Partij was geweest, zou de Februari-revolutie verslagen zijn. Daarbovenop staat, dat als Lenin en Trotski niet aanwezig waren geweest, de Bolsjewistische Partij zelf niet in staat zou zijn geweest om de rol te spelen die zij speelde. De leiding zou met de reformistische leiders van de sovjets hebben samengewerkt, en de revolutie zou met schipbreuk geëindigd zijn. Als dat was gebeurd, zouden dezelfde ‘slimme’ marxisten geleerde boeken geschreven hebben waarin ze uitlegden dat er uiteraard geen revolutie in Rusland was, vanwege a, b, c, en d.
Terwijl ik dit artikel aan het voorbereiden was en verschillende berichten op het internet aan het lezen was, kwam ik toevallig wat anarchistische blogs tegen. Ik vond het interessant te constateren dat er ‘slimme’ mensen zijn, niet alleen bij de marxisten maar ook bij de anarchisten. De auteur van deze blog klaagde zuur over het gebrek aan steun voor de revolutie in Tunesië, omdat zij niet in anarchistische vooroordelen paste. Hij heeft tenminste revolutionair instinct, in tegenstelling tot de pedanten die weigeren de Tunesische revolutie een geboortecertificaat te geven, omdat zij niet binnen hun stomme vooroordelen past.
Tientallen jaren lang is het idee ontwikkeld dat er geen basis voor socialisme en marxisme is onder de massa’s van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Als er oppositie is – zo gaat het argument – dan is die er onder de vlag van het islamitisch fundamentalisme. Maar dit argument is vals tot de kern en wordt ontkracht door de gebeurtenissen in Tunesië. De jonge vrouwen die de straat op gingen om de politie te confronteren droegen geen boerka. Ze zijn opgeleide en intelligente mensen die goed Frans en Engels spreken. Ze eisen niet de invoering van de sharia, maar democratische rechten en werkverschaffing.
De zogenaamde linkse mensen die geflirt hebben met islamitisch fundamentalisme laten hun minachting zien voor de mate waarin zij de Arabische arbeiders en jongeren begrijpen. De fundamentalisten als een revolutionaire stroming af te beelden, is een verraad aan de zaak van het socialisme. De toekomstige Arabische Revolutie zal niet onder de zwarte vlag van islamitisch fundamentalisme plaatsvinden, maar onder de rode vlag van het socialisme.
In het verleden was er een sterke socialistische en communistische traditie in de Arabische wereld, maar de misdaden van het stalinisme hadden de meest vreselijke uitwerking in dit deel van de wereld. De communistische massapartijen in Irak en Soedan werden vernietigd door de verraderlijke politiek van ‘twee stadia’, waarbij de macht werd overgedragen aan zogenaamde ‘burgerlijk progressieven’ als Kassim en Nimeiri. Dit leidde tot de uitroeiing van de communistische voorhoede en de consolidatie van dictatoriale regimes als die van Saddam Hoessein, met alle gevolgen van dien voor de volkeren van het Midden-Oosten.
De natuur verafschuwt een vacuüm. Hetzelfde is waar in de politiek. In het vacuüm dat overbleef na de instorting van het stalinisme stapten de islamitische fundamentalisten, die zich voordoen als ‘anti-imperialisten’, ondanks het feit dat zijn gesteund en gefinancierd werden voor het Amerikaanse imperialisme om ‘communisme’ te bestrijden en tegen de sovjettroepen in Afghanistan te vechten. Het voldoet om te melden dat Osama bin Laden een agent van de CIA was totdat hij ruzie kreeg met zijn oude vrienden in Washington.
Op de demonstratie in Brussel deze middag (15 januari), vermeldde een kameraad een gesprek met een oude Tunesische vrouw. Ze vroeg: “Heb je mannen met lange baarden op onze demonstraties in Tunesië gezien? Nee! Omdat we die mensen niet nodig hebben om onszelf te bevrijden.” De fundamentalisten zijn altijd gebruikt als een middel om de massa’s van de socialistische revolutie weg te leiden. Het is geen toeval dat Rashid Ghannoushi, een islamitische leider, toestemming kreeg om terug te keren uit ballingschap en nu omhoog gewerkt wordt door de media. Velen zeggen: “We hebben Ben Ali er niet uit gegooid om de islamisten ervoor terug te krijgen!”
Het is zeer belangrijk om de nadruk erop te leggen dat dit de eerste keer is dat een Arabische dictator omvergeworpen is door het volk zelf, zonder interventie van buitenaf. Dit laat een beslissende breuk zien met de fatalistische visie, die helaas wijdverbreid is geworden in de Arabische wereld, die zegt: “Ja, we hebben veel gestreden maar we zijn altijd verslagen”. Het is veelzeggend dat op de Brusselse demonstratie vandaag de belangrijkste slogan was: “Yes we can!”
Met betrekking tot de impact in andere landen, had een activist in de beweging die schrijft op nawaat.org, een van de spreekbuizen van de opstand, het volgende te zeggen: “De Tunesische bevolking heeft een les geleerd aan de hele wereld, en in het bijzonder aan de onderdrukten in de Arabische wereld: verwacht niets van anderen en alles van jezelf, en overkom de angst die je wil en energie verlamt.” De socialistische tradities leven nog steeds en verzamelen kracht. Een nieuwe generatie Arabische activisten groeit op in een toestand van kapitalistische crisis. Gedurende de strijd leren zij snel. Wat zij zoeken zijn de ideeën van marxisme. Het geweldige werk van Marxy.com begint belangrijke resultaten te produceren, niet enkel in het verdedigen van de ideeën en de principes van marxisme, maar in het organiseren van praktisch revolutionair werk en solidariteit, zoals hun campagne om de Tunesische Revolutie te ondersteunen laat zien.
Gisteravond tijdens een programma op de Tunesische televisiezender Nessma (de televisie van de Grotere Maghreb) met intellectuelen en journalisten werd de vraag gesteld hoe de welvaart terug te nemen die de Ben Ali-familie had gestolen van het volk. Eén journalist zei: we zouden de bank en alle tegoeden van de Trabelsi-clan moeten nationaliseren. Toen noemde iemand “the Tunisian spring” op, en iemand anders voegde spontaan toe: “Ja, we weten van dat marxistische artikel (refererend naar de titel van het eerste artikel op Marxy.com over de Tunesische opstand) maar die lente hebben we nog niet bereikt”. Dit is een kleine anekdote, maar het laat zien welke echo de ideeën van het marxisme krijgen in de linkerzijde van Tunesië. Wat we zojuist hebben gezien in Tunesië is niets meer dan het begin van de Arabische Revolutie, een kolossale gebeurtenis die de loop van de wereldgeschiedenis zal veranderen. Van het ene land naar het andere zullen de vlammen van verzet zich verspreiden van de Atlantische Oceaan naar de Eufraat. De revolutionaire beweging zal zich ontwikkelen en rijpen en zichzelf verheffen tot het niveau van de taken die de geschiedenis eist. Schouder aan schouder strijdend met de massa’s zullen de krachten van het marxisme met hen groeien. De Arabische Revolutie zal triomferen als een socialistische revolutie, of zij zal helemaal niet triomferen.
- Weg met het Foued Mbazaa-regime!
- Volledige democratische rechten nu!
- Voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering!
- Voor de onteigening van al het onrechtmatig verkregen goed van de Trabelsi-kliek!
- Overwinning aan de Tunesische arbeiders en jongeren!
- Lang leve de Arabische Socialistische Revolutie!
Translation: Vonk (Belgium)