De beslissing om het grote papierbedrijf Venepal te onteigenen begin dit jaar in januari was een belangrijk keerpunt in de revolutie in Venezuela. Toen Chavez zijn decreet aankondigde in de Ayacucho-zaal van het presidentieel paleis – dezelfde zaal waar de coupplegers hun eigen ‘president’ Pedro Carmona hadden ingezworen twee jaar geleden – deed hij een oproep opdat de “de arbeidersleiders dit pad zouden volgen”. Hij voegde hieraan toe dat “elke bedrijf dat gesloten werd of achtergelaten, zullen wij overnemen. Allemaal”.
CNV-arbeiders verwikkeld in hun strijd, augustus 2003
Foto : Frédéric Lévêque
De beslissing om Venepal te nationaliseren en het onder arbeiderscontrole te plaatsen gekoppeld aan de grote publiciteit hierrond moest vroeg of laat een impact hebben op andere groepen arbeiders die zich in eenzelfde situatie bevinden. De economische sabotage maakt deel uit van de aanhoudende campagne van de Venezolaanse kapitalisten tegen de Chavez-regering. Deze campagne bereikte een hoogtepunt tijdens de patronale lock-out die duurde van december 2002 tot en met januari 2003. Sommige bedrijven bleven soms tot twee maanden lang gesloten. Na het falen van deze lock-out, verslagen door de actie van de werkers en de reusachtige Bolivariaanse betoging van 23 januari, hebben de bazen geprobeerd hun personeel te doen opdraaien voor de prijs van de lock-out. Zo bijvoorbeeld werden lonen niet uitbetaald of uitgesteld. Sommige bedrijven verklaarden zichzelf bankroet. In sommige gevallen was dat bankroet na een twee maanden lange roekeloze sluiting werkelijk het geval. In andere gevallen ging het gewoon om een vergeldingsmaatregel in het kader van de economische sabotage tegen de regering.
Dit zorgde in de lente van 2003 voor een toestand van verhoogde klassenstrijd. In talrijke bedrijven richtten werkers democratische vakbonden op en streden voor de erkenning ervan. Het antwoord van de bazen was repressie, de afdanking van vakbondsverantwoordelijken enzovoort. In sommige gevallen waar de bazen zich bankroet hadden verklaard en de gebouwen hadden verlaten, besliste het personeel over te gaan tot de bezetting van het bedrijf. Hiermee probeerden ze hun lonen uitbetaald te krijgen en hun banen te redden. Venepal was zo een beetje het vlaggenschip van deze strijd. Daar waren de mensen ook het best georganiseerd. In juli 2003 bezetten ze het bedrijf en beslisten ze de productie weer op te starten, maar deze keer onder arbeiderscontrole. Dit hielden ze 77 dagen vol. Na een kort en broos bestand beslisten de bazen in september 2004 opnieuw om de productie stil te leggen. De werkers beslisten dan opnieuw om het bedrijf te bezetten totdat vier maanden later Chavez een decreet uitvaardigde waarbij Venepal werd onteigend en onder het gemeenschappelijk beheer werd geplaatst van het personeel en de staat (de vertegenwoordigers van het personeel hebben de meerderheid van zetels in de raad van bestuur).
Maar op het ogenblik dat Venepal in de zomer van 2003 voor de eerste keer werd bezet vonden er gelijkaardige bezettingen plaats in andere bedrijven: een parfumbedrijf in Caracas, Industrial de Perfumes; het textielbedrijf Fenix in Guarico en de Constructora Nacional de Valvulas in Los Teques, Miranda, een bedrijf dat kleppen maakt voor de door de staat beheerde oliemaatschappij PDVSA. Toen waren er ook nog andere gelijkaardige conflicten maar het waren deze drie bedrijven die samen met Venepal gemeenschappelijk de strijd voerden. Ze vergaderden samen en stelden gemeenschappelijke verklaringen op. Ook organiseerden ze twee gemeenschappelijke betogingen in Caracas op 1 oktober van datzelfde jaar. Tegen de tijd echter dat een zeker niveau van coördinatie van de strijd was bereikt werd er bij Venepal, dat ook het grootste aantal personeelsleden telde, een akkoord gesloten. Deze beweging, waarbij sommige bedrijven al vier maanden werden bezet, bloedde daarna langzaam dood. Vermoeidheid, de prangende nood om andere bronnen van inkomen te vinden en het gebrek aan een duidelijk perspectief voor deze strijd zorgden voor het einde van deze beweging van bezette bedrijven. De leiding van de nieuw opgezette vakbond, de UNT, stelde ook geen duidelijk actieplan voor. Ondanks de solidariteit van andere vakbonden die het stakingsfonds hielpen financieren, was er nooit een goed georganiseerde nationale ondersteuningscampagne voor deze bezette bedrijven.
De nationalisatie van Venepal in januari blies sommige van deze strijdbewegingen nieuw leven in. De eerste groep werkers die beslisten hun bedrijf opnieuw te bezetten waren die van CNV in de arbeidersstad Los Teques in de provincie Miranda, dichtbij Caracas. Op 17 februari beslisten 63 arbeiders van CNV alle installaties over te nemen. In tegenstelling tot 2003, toen ze zich beperkten tot een piket buiten het gebouw, hebben ze nu de gebouwen bezet (tegen het advies van de vertegenwoordiger van het Ministerie van Tewerkstelling).
De Constructora Nacional de Valvulas maakt sinds meer dan dertig jaar hogedrukkleppen voor het oliebedrijf PDVSA. De CNV heeft het monopolie in de sector en verkocht de kleppen aan veel te dure prijzen. Soms werden er veel te veel kleppen besteld door PDVSA. Dat was enkel mogelijk omdat er een nauwe band was tussen de eigenaar van CNV, Andres Sosa Pietri, en de managers van PDVSA. Deze band was zo nauw (en corrupt) dat Sosa Pietro tot directeur werd benoemd van PDVSA. Op deze manier zorgde hij voor exclusieve contracten voor het onderhoud en de levering van hogedrukkleppen met zijn bedrijf CNV.
Sosa Pietri behoort tot een van de traditionele families van de Venezolaanse oligarchie gekend onder de naam ‘Los Amos del Valle’ (‘De Eigenaars van de Vallei’). Zijn goede raad voor de toekomst van de olie-industrie was duidelijk. Hij was voorstander van de privatisering van PDVSA en van een “marktvriendelijke strategie, de terugtrekking uit de OPEC en een bondgenootschap met onze belangrijkste handelspartners [de oliemultinationals, n.v.d.r.]”. Het zal dus niemand verrassen indien we vertellen dat hij actief campagne heeft gevoerd tegen de verkiezing van Hugo Chavez in 1998. Een van de beloftes van Hugo Chavez was dat hij de olie-industrie in staatshanden wilde houden en dat hij de banden met de OPEC wenste te versterken om hogere prijzen te verkrijgen. Deze man was ook de leider van de rechtse Liberale Partij die deel uitmaakte van de Democratische Coördinatie, een koepel van de Venezolaanse oppositie die de coup tegen Chavez organiseerde in april 2002. Andres Sosa Pietro steunde de coup volledig.
Na de nederlaag van coup vormde hij een nieuwe politieke partij, het Bondgenootschap voor de Vrede. Op 9 december 2002 sloot hij de deuren van de gebouwen van CNV als deel van de patronale lock-out om Chavez omver te werpen. Meer dan honderd gezinnen worden zo gebroodroofd. Na de nederlaag van de patonale lock-out weigerde hij de achterstallige lonen uit te betalen. Na maanden strijd en moeizame onderhandelingen besliste een groep arbeiders in mei 2003 om de toegang tot het bedrijf te bezetten en te blokkeren zodat er geen afgewerkte producten of machines buiten konden worden gesmokkeld. De rechtbank op wie de baas zich beroept bracht een vonnis uit in het voordeel van de eigenaar. In augustus 2003 werd er een poging ondernomen om het piket te ontruimen. Dit faalde dankzij de solidariteit van de arbeidersbeweging en de organisaties uit de plaatselijke gemeenschappen.
De arbeiders hebben nu een solidariteitscomité opgericht en een vergadering werd in Los Teques gehouden om de solidariteit gestalte te geven. De arbeiders van CNV wijzen terecht op het strategische belang van hun kleppenbedrijf voor de olie-industrie van het land. Daarom pleiten ze voor de onteigening ervan onder arbeiderscontrole en zelfbeheer. Zo kan het opnieuw hogedrukkleppen produceren voor PDVSA. De zaak is kristalhelder. De eigenaar van het bedrijf nam deel aan de coup in 2002, hij sloot het bedrijf tijdens de patronale lock-out en weigerde pertinent de achterstallige lonen uit te betalen. Net zoals in talrijke andere arbeidersconflicten vandaag in Venezuela is dit niet zomaar een krachtproef tussen de arbeiders en de bazen maar heeft deze strijd een meer algemeen politiek karakter. Het neemt de vorm aan van een strijd tussen de Bolivariaanse Revolutie en de oligarchie, de eigenaars van de fabrieken, het land en de banken die alle middelen aanwenden om het proces te saboteren.
In het kielzog van Venepal zou CNV onteigend moeten worden onder arbeiderscontrole en zelfbeheer. Dat is de concrete invulling van het socialisme van de 21ste eeuw waarover Chavez het veel heeft de laatste tijd.
Wij roepen alle vakbonden internationaal op, net als al diegenen die de Bolivariaanse Revolutie steunen, om hun solidariteit te tonen met de strijd van CNV (die reeds twee jaar bezig is) en om de Venezolaanse overheid te vragen te handelen in het voordeel van de terechte eisen van de arbeiders.
Stuur solidariteitsboodschappen naar: coopcnvb@hotmail.com en venezuela@elmilitante.org en ook naar de president van Venezuela presidencia@venezuela.gov.ve en het Ministerie van Arbeid dgtrabajo@mintra.gov.ve. Je kunt gebruik maken van de resolutie die de arbeiders van CNV hebben opgesteld (zie Nederlandstalige versie en Spaanse versie).
Je kunt hun strijd ook financieel ondersteunen door te storten op het rekeningnummer 0039-01-0100309746 Banco Industrial de Venezuela op naam van Jorge Paredes en Rosalio Castro met vermelding ‘Fondo de Resistencia’. Je kunt ook contact opnemen met de ‘Handen af van Venezuela’ campagne in België op info@vonk.org